Herman Gorter

4 November 2016

CkWATXGXEAABuJHDe dichter Herman Gorter (1864-1927) oogst in Nederland en Vlaanderen nog altijd veel bewondering. In de vorige eeuw werd hij druk bestudeerd door met name Enno Endt en biograaf Herman de Liagre Böhl en erkenden de dichters van Vijftig (o.a. Lucebert) schatplichtig te zijn aan zijn werk. In deze eenentwintigste eeuw wordt nog immer in proefschriften en studies aandacht aan Gorter geschonken, in 2010 werd Verzen (1890) herdrukt in de befaamde reeks klassieken ‘Perpetua’, de schrijver, acteur en performer Ramsey Nasr verfilmde Gorters gedicht ‘Ik was toen een kleine jongen’ voor zijn fameuze reeks filmpjes ‘Dichter draagt voor’ en nog in 2014 verschenen Gorters liefdesbrieven aan zijn muzen en minnaressen Ada Prins en Jenne Clinge-Doorenbos.
Maar toegegeven: behalve Gorters meest beroemde gedicht Mei (1889) en zijn bundel Verzen (1890) blijft veel zijn omvangrijke oeuvre (dat voorts bestaat uit socialistische gedichten, essays, artikelen, brochures en brieven) nog altijd onopgemerkt. Na 1897, toen Gorter achtereenvolgens aansluiting zocht bij het socialisme en het radencommunisme, stond zijn oeuvre geheel in het teken van de te verwachten nieuwe tijd en juist dat deel van zijn werk blijft nagenoeg onaangeraakt.
Hoe anders is dat buiten de Low Countries, waar Herman Gorter eerder bekend staat als politiek activist, dan als een van de meest begaafde dichters van zijn tijd. Vertaler Paul Vincent probeert met zijn eind 2015 verschenen bloemlezing uit Herman Gorters Verzen (1890) dat beeld nadrukkelijk bij te stellen. In zijn inleiding, zowel beknopte als voortreffelijk, plaatst hij Gorters werk nadrukkelijk in de ontwikkelingen van eind negentiende eeuw, toen Nederland ‘became a more dynamic, outward-looking and forward-thinking place – an attitude that extended to culture’.
Vanaf zijn debuut Mei (1889) veroorzaakte het werk van Gorter, die in het dagelijks leven als gepromoveerd classicus de kost verdiende met het geven van privélessen, grote ophef onder zijn generatiegenoten maar zeker ook onder jongere lezers. This epic poem of some 4,000 lines, mostly in rhyming five-foot iambics, groeide zelfs uit tot een iconisch werk van de Beweging van Tachtig: ‘A breat of fresh air in a literary culture dominated by plodding moralistic verse, often churned out by clergymen-poets’. Paul Vincent roemt het gedicht om zijn vivid sensory images en noemt het zelfs ‘a celebration of the Dutch landscape’.
Het tekent echter de onafhankelijkheid van Gorter (een aspect van Gorters leven dat net als zijn sociale bewustzijn herleid kan worden tot zijn Mennonite upbringing) dat hij niet doorging op dit ingeslagen pad, maar in zijn volgende bundel weer iets nieuws wilde doen: ‘the Poems of 1890 mark a radical new departure, not only in a Dutch but in a European context’.
Sterk onder invloed van Lodewijk van Deyssel (1864-1952) en diens ideeën over ‘sensitivisme’ publiceerde Gorter een jaar na Mei opnieuw een opzienbarende bundel: Verzen (1890). Uiterst treffend omschrijft Vincent dit sensitivisme als ‘the recording of fleeting, fragmentary moments of experience with an almost mystical intensity’. Vincent vergelijkt de bundel wat zijn artistieke extremisme betreft nota bene met Arthur Rimbaud’s ‘Le bateau ivre’ of ‘Un saison en enfer’.
De bundel Verzen bestaat uit honderd gedichten, soms twee regels, soms enkele pagina’s lang, waarbij het (vrouwelijk) rijm onmiddellijk in het oog springt. Opmerkelijk voor het modernisme in Nederland is namelijk dat rijm ook voor grote dichters als Martinus Nijhoff (1894-1953) en Gerrit Achterberg (1905-1962) belangrijk bleef. Daar staat tegenover: ‘irregular line lenghts and syntax, a radical use of neologism, synaesthesia, surging eroticism, a haunting fragmentary musicality and occasional astonishingly simple and direct love poems’. Qua explosiviteit is dit expressionisme, Paul Vincent merkt dat terecht op, het beste te vergelijken met dat van Vincent van Gogh.
Slechts enkele fragmenten van deze Verzen, een van de glorieuze hoogstandjes uit the Low Countries, waren tot nu toe beschikbaar in het Engels. Paul Vincent heeft in deze bloemlezing ongeveer een derde deel vertaald en hij heeft dat zo subliem gedaan, dat ik hoop dat het hem gegeven zal zijn dit werk voort te zetten. Een klein voorbeeld om zijn subtiele brille te demonstreren? Neem dan het gedicht ‘You see I love you, love’. Dit is een van de meest geciteerde liefdesgedichten uit de Nederlandse literatuur dat juist zo treft om zijn tedere, haast kinderlijke eenvoud. Als je de eerste regel letterlijk vertaalt, staat er eigenlijk ‘You see I love you’. Maar Vincent heeft daar nog een keer het woordje ‘love’ aan toegevoegd en benadrukt daarmee zowel de tederheid van het vers, als ook de muzikaliteit van Gorter. In zijn nawoord zegt Vincent daarover zelf: ‘I have sought not to reproduce that music, but to transpose it into a different form’. Natuurlijk heeft Vincent niet heel vaak een letterlijke vertaling gevonden voor de vele neologismen die Gorter voor deze bundel verzon, maar zijn soepele, vaak uiterst muzikale vertaling doet de dichter meer dan recht. Lees maar:

The spring comes from afar, I hear it come hither
and the trees hear too, the tall trees that shiver,
and the tall skies, the heavenly skies
the tingle-light skies, the blue-and-white skies,
shiver skies.

Voor zijn vertaling van Mijn kleine oorlog (Louis Paul Boon) werd Vincent al onderscheiden met de Vondel Dutch Translation Prize. Laat dat geen reden zijn om deze virtuoze vertaler niet opnieuw te eren voor het feit dat hij het heerlijke sensitieve universum van Herman Gorter met deze bundel vertalingen zo weergaloos heeft ontsloten voor iedereen outside the Low Countries.

Herman Gorter, Poems of 1890. A Selection. Translated by Paul Vincent. UCL Press, London 2015.