Literatuurkritiek mist autoriteit

21 January 2012

‘There was a time when intelligent people used literature to think. That time is coming to an end.’ Dit schrijft Philip Roth in zijn vorig jaar verschenen roman, Exit Ghost. Hij verzet zich tegen het type literaire journalistiek dat de plaats van de romankritiek heeft ingenomen. ‘Your cultural journalism is tabloid gossip disguised as an interest in “the arts”, and everything that it touches is contracted into what it is not.’

De amusementswaarde staat meer en meer voorop in de dag- en weekbladkritiek, in de besprekingen van boeken in de blogosfeer. Een ieder eist het recht op gehoord te worden en niemand moet denken zich boven een ander verheven te voelen. Lezers horen – althans volgens hoofdredacteuren – liever aanbevelingen van iemand die ze kennen, iemand met dezelfde smaak en verwachtingen. Ze willen lezen wat ze verwachten ‘leuk’ te vinden, niet wat volgens kenners hun aandacht waardig is.

‘If anyone can be a critic, then there is hardly any need for specialized and devoted professionals’. Dat schrijft de Britse literatuurwetenschapper Rónan McDonald in The Death of the Critic. Zijn boek – een pleidooi voor de terugkeer van sterke opinionleaders in de literatuurkritiek – bevat een nauwgezet en beknopt overzicht van opkomst en ondergang van de literatuurkritiek, zowel binnen de universiteiten als daarbuiten. McDonald ontkent eigenlijk niet eens zozeer dat er geen goede critici meer zouden zijn, het ontbreekt hen vooral aan autoriteit. Dat komt volgens hem in belangrijke mate door de kloof die er nu al decennialang gaapt tussen literatuurkritiek en literatuurwetenschap.

Academici schrijven vanzelfsprekend nog wel voor kranten en weekbladen maar zijn – anders dan twintig, dertig jaar geleden – toch op grote afstand van het publiek komen te staan. Ze richten zich grotendeels tot hun eigen kringen op de campus. Literatuurwetenschap kent ook geen grote popularisten zoals de natuurkunde er een heeft in de figuur van Stephen Hawking, of de historici met Simon Schama en Geert Mak. En in de literatuurkritiek zijn er al evenmin opvallende namen te vinden: er zijn op dit moment geen scherprechters van de hedendaagse smaak die de literaire ambities van jonge schrijvers mee vormen en begeleiden.
De reden daarvoor zijn divers en complex, maar de democratiseringsgolven vanaf de jaren zestig en het ontstaan van de studie Cultural Studies op de universiteiten vormen volgens McDonald wel de twee belangrijke factoren die leidden tot de huidige problemen. Sedert de jaren zestig vond de elite geen gehoor meer bij rumoerige studenten omdat elke mening democratisch gesproken even zwaar telt. En Cultural Studies heeft – door geen onderscheid te maken in cultuuruitingen en literatuur te zien als slechts een van de vele tekensystemen in onze maatschappij – er op haar beurt ook alles aan gedaan om de bijzondere betekenis van literatuur te bagatelliseren.

De toegenomen respons op literatuur, vanuit alle hoeken van de moderne media, heeft paradoxaal genoeg de mogelijkheden om scherp onderscheid te maken in kwaliteit eerder beperkt. Het heeft de ruimte gegeven aan commerciële bewegingen van boekhandelketens om in hun marketing zwaar in te zetten op minder en minder titels. Minder bekende schrijvers – die misschien wel fris, vernieuwend werk hebben geschreven – verzuipen in de informatieovervloed bij gebrek aan richtinggevende critici. Het ontbreekt in de kritiek aan autoriteit.

McDonald maakt, ondanks deze somber stemmende voorgeschiedenis, van zijn boek geen klaagzang. Hij pleit voor hernieuwde aandacht voor het particuliere literaire werk. Natuurlijk is het zo dat literaire kwaliteit mede wordt bepaald door tijd en ruimte, maar dat maakt het beoordelen ervan nog niet tot een louter persoonlijke zaak. Als waarden niet door God gegeven noch universeel of tijdloos zijn, dan zijn ze niet meteen strikt persoonlijk of zelfs willekeurig. Er is behoefte aan reflectie op de uitzonderlijke merites van de literatuur en aan critici die ze met gezag over het voetlicht kunnen brengen. Academici die weer een grote bijdrage gaan leveren op het podium buiten de Alma Mater, zou dat niet goed zijn?

Eerder verschenen in Boekblad Magazine 17 april 2008.