Hendrik Conscience
1 November 2021Hendrik Conscience is een schrijver van wie de meeste mensen tegenwoordig – durf ik vermoeden – hooguit één titel kunnen noemen: De Leeuw van Vlaenderen (1838), het geromantiseerde verhaal over de Guldensporenslag (1302) tussen soldaten van het graafschap Vlaanderen en die van de koning van Frankrijk. Toch schreef Conscience veel meer dan dat: maar liefst 56 romans, 25 korte verhalen, een geschiedenis van België, beschouwingen, memoires en een stoet van redevoeringen.
Vlaamse beweging
Nog geen tien jaar voor zijn beroemde roman verscheen, in 1830, was België onafhankelijk geworden. Hendrik Conscience diende eerst de Belgische zaak door het gedurende zes jaar als soldaat tegen koning Willem I op te nemen. Hij wilde met zijn boeken bewijzen dat in België heel goed een literatuur in de Vlaamse taal geschreven kon worden. Zijn schrijverschap is kortom nauw verbonden met het opbouwen van de Belgische staat, maar óók met de Vlaamse Beweging. Deze Vlaamse Beweging begon immers als een soort cultuurflamingantisme, maar kreeg bij sommigen in de loop van de negentiende eeuw steeds meer een politiek karakter.
Op het moment dat Conscience zijn Franstalige jeugdgedichten diep in een la verstopte en zich in Vlaamse romans tot zijn volk ging richten, was hij daadwerkelijk een pionier. Het hele Vlaamse boekenvak bestond nog niet. Meer dan de helft van de Vlamingen kon zelfs niet lezen. En wie wél kon lezen, las Frans.
Zijn boeken vonden na verloop van tijd steeds gretiger aftrek en zijn gehele oeuvre werd bovendien vertaald in het Frans en in het Duits. Hij groeide gaandeweg uit tot een van de meest vertaalde schrijvers uit het Nederlandse taalgebied. Zijn populariteit nam ongekende vormen aan in de nieuwe nationale staat. In 1883, na zijn overlijden, moest nota bene het leger worden ingezet om de grote drommen rouwenden in goede banen te kunnen leiden: ‘Gedurende twee dagen stonden mensen in de rij om een laatste glimp van de geliefde schrijver op te vangen,’ schrijft zijn biograaf. Zelfs toen in 1912 de honderdste geboortedag van Conscience werd gevierd, trok een speciale tentoonstelling maar liefst ruim 45.000 mensen, waaronder koning Albert en koningin Elisabeth. Hij werd, vanwege zijn enorme populariteit, ‘de man die zijn volk leerde lezen’ genoemd.
Kutboek
Johan Vanhecke heeft zich in zijn biografie Voor moedertaal en vaderland. Hendrik Conscience, biografie tot taak gesteld ‘de figuur van Conscience terug tot leven te brengen’. Geen geringe taak want na 1912 stierf het omvangrijke oeuvre een gewisse dood. Wie kent hem tegenwoordig nog? Wie leest hem nog? Zijn boeken zijn al lang niet meer verkrijgbaar en tweehonderd jaar na zijn geboorte, in 2012, verzuchtte Geert van Istendael: ‘Hoe is het mogelijk dat iemand als Conscience, die zo slecht schreef, komaan, die allerbelabberdst schreef, grof hakhout, goedkope stroop, vervaarlijke gezwellen, dat zo iemand de reputatie heeft gekregen dat hij zijn volk leerde lezen?’ Marc Reynebeau deed er nog een schepje bovenop: ‘Conscience heeft minstens honderd boeken geschreven. Wie dat nu zou herlezen, die is denk ik goed voor het gesticht.’ En Tom Lanoye schreef dat De leeuw van Vlaenderen ‘een hallucinant lachwekkend kutboek’ was.
Toch waren er de laatste jaren ook andere geluiden te horen, met name vanuit academische hoek, die verder reikten dan de met name esthetische bezwaren tegen het pathos en de bombastische taal van Conscience. Zo verscheen in 2016 het boek De Grote Onleesbare, een grootscheepse bundel waarin tal van historici en literatuurwetenschappers onder leiding van Kris Humbeeck en Kevin Absillis, tot een herijking van het werk van Conscience kwamen.
Het archief
Vanhecke lijkt zich als biograaf te willen inschrijven bij deze traditie, met name vanwege zijn intentie om Conscience als grondlegger van de Vlaamse literatuur te belichten. Voorts wil hij diens enorme aandeel in het ontstaan van de Vlaamse Beweging uit de doeken doen.
Hij kan zich daarbijhelaas niet beroepen op een groot archief, hoewel Johan Vanhecke al heel lang verbonden is aan het Antwerpse Letterenhuis en bij wijze van spreken als een bok op de haverkist zit. Al in 1869 heeft Conscience een flinke fik gestookt door zijn correspondentie en het grootste deel van zijn archief te verbranden. Wat overbleef werd in 1912 door de stad Antwerpen aangekocht en vormde de basis van de eerdergenoemde expositie om de honderdste geboortedag van Conscience te gedenken.
Gelukkig werd in de afgelopen honderd jaar nog wel een en ander verzameld, met name brieven. Zodoende kon Vanhecke zijn biografie opbouwen aan de hand van authentieke bronnen: ‘geschriften van Conscience, brieven van en aan de schrijver en zijn tijdgenoten, verslagen van literaire verenigingen, eigentijdse artikels in kranten en tijdschriften’. Bovendien kon Vanhecke voortborduren op de biografie die literatuurwetenschapper Karel Wauters (1943-2010) ooit heeft opgezet, maar door zijn vroegtijdige overlijden nooit heeft kunnen voltooien. En tot slot schreef Conscience een nog altijd zeer lezenswaardige autobiografie over zijn jeugdjaren.
Meer durf
Het is jammer dat Vanhecke door zijn specifieke benadering redelijk aan de buitenkant van het leven van Conscience moet blijven en het consciëntieus opgebouwde, uiterst betrouwbare verhaal daardoor maar een enkele keer echt opflakkert. Een erg meeslepend verhaal wil deze biografie, hoe interessant ook, in mijn ogen maar niet worden. Dat is jammer, omdat de biograaf dat leven juist weer wilde doen ontwaken. In zijn ‘Nabeschouwing’ licht Vanhecke toe hoe hij persoonlijk in aanraking kwam met het oeuvre van Conscience, wat die in zijn werkzame leven heeft betekent en dient hij de giftige uitspraken van Van Istendael en Reynebeau fraai van repliek. Hij vertelt hier vrank en vrij dat hij van sommige boeken gewoon erg genoten heeft, zelfs in esthetische zin, en vergelijkt de bibliografie van Conscience met een soort Netflix-catalogus: zóveel liefdesgeschiedenissen en zóveel historisch drama voor een groot publiek. Hier, maar ook bijvoorbeeld in de eerste hoofdstukken, toont Vanhecke aan dat hij heel meeslepend kan schrijven. Ik durf vermoeden dat als hij niet een strikt chronologische indeling aan zijn biografie had opgelegd, maar een meer experimentele of literaire biografie had gemaakt, hij nog beter geslaagd was in zijn opzet leven en werk van Hendrik Conscience te revitaliseren. Maar goed, wat Vanhecke doet, doet Vanhecke goed en ik wil geen millimeter van zijn ‘hard labeur’ afschaven.
Om te besluiten in de stijl van deze biografie: ik meen dat het eerste boek van Conscience dat ik zelf ooit in handen kreeg, een facsimile-editie was van De omwenteling van 1830. Herinneringen uit mijner jeugd. Ik kreeg het in 1984 cadeau toen ik me abonneerde op het onvolprezen en vernieuwende Vlaamse Nieuw Wereld Tijdschrift. Ideetje?