Paul Mennes en de kunst van het weglaten

26 February 2015

the-dark-knight-rises-hd-wallpapers-backgrounds-the-dark-knight-wallpaper-hdHet begint met het omslag. Een geel doosje, rechtop, tegen een felblauwe achtergrond, de belettering wat grof in rood en zwart. Bij eerste oogopslag een vagelijk herkenbaar beeld. Een associatie dringt zich op: de Brillodoos van Andy Warhol. Maar tegelijk is het toch écht een ander doosje. Zeep zit er vast niet in, eerder tot vraagtekens omgebogen paperclips.
Daarmee is de toon gezet want Niets bijzonders van Paul Mennes is vanaf de kaft een bijzonder complexe, dun bedrukte collageroman van nog geen 140 pagina’s, opgebouwd uit vele korte hoofdstukjes die doorgaans de lengte van een tijdschriftartikel niet overschrijden. Samengeklonterd zijn rapporten, gefictionaliseerde (?) Facebookpagina’s, kleine (auto)biografietjes, observaties, samples van filmclips, fragmenten van een roman in wording en zelfs de transcriptie van een intakegesprek van een psychiatrische patiënt. Dit alles gesitueerd in de Amerikaanse stad Pittsburgh, Pennsylvania.
Toch is het bij nader toezien niet lastig om uit deze chaos enkele verbindende lijmdraadjes te trekken. Zo lijken nagenoeg alle hoofdstukjes zich als een kluwen rondom een kunstenaar of een schrijver gedraaid te hebben. Andy Warhol, geboren in Pitttsburgh, vervult met verve de rol van beeldend kunstenaar (ook onder de naam van zijn alter ego Drella, een samentrekking van de bloeddorstige Dracula en de lieftallige Cinderella), samen met vele ‘familieleden’ uit de befaamde Factory in New York. Daarnaast figureert de Belg Kasper Lazarus – een samentrekking van de op de wereld geworpen vreemdeling Kaspar Hauser en de uit de dood opgewekte Lazarus – in een wezenlijke rol als writer-in-residence in Pittsburgh.
Zowel Kasper Lazarus (een zelfverkozen schuilnaam van de schrijver) als Andy Warhol (als profeet mogelijk uit de dood opgestaan of hier figurerend als een van zijn vele imitators) zijn zich op geheel eigen wijze bewust van de doldwaze, ontregelende tijd waarin wij leven. De mens loopt in het westelijk halfrond immers al een tijdje collectief verdwaasd en verdwaald rond, geplaagd door een waanzinnig surplus aan keuzes en een chronisch gebrek aan bindende waarheden, structuren en tijd. We leven in een tijdperk waarin een voortdurende opwaardering van het naakte ego als een groot goed wordt beschouwd, schaamteloosheid een immer scorend pluspunt is en talloos velen zich niet bekommeren om kennis, kunde of verbeelding, maar alleen bezig zijn met consumptie, onkunde en vermaak. Over de generatie die halverwege de jaren negentig is geboren, schrijft Mennes: ‘Ze weten niet waarom het icoon voor e-mail op hun smartphone eruitziet als een kleine enveloppe. Ze kijken televisie op alles behalve een televisietoestel. Ze klikken met hun muis aan dat ze dingen leuk vinden. Ze vinden het vanzelfsprekend dat mensen beroemd zijn omdat ze beroemd zijn’.
Maar de dwingende vraag die boven dit boek hangt, is of de schrijver en de kunstenaars nog wel een rol hebben te vervullen in deze wereld? Is de profeet Andy Warhol inderdaad uit een coma ontwaakt en loopt hij nu als redder in nood rond in een wereld vol zombies (de mens, dus), dit alles naar analogie van de televisieserie The Walking Dead die geregeld vermeld wordt? Of is hij nog slechts een schim van de baanbrekende man die hij eens was, is hij verworden tot een historische figuur rond wie een heus museum in Pittsburgh is gebouwd en ligt hij begraven in dat mausoleum?
En welke positie neemt de schrijver dan in? Kasper Lazarus is als gastschrijver van de organisatie City of Asylum enkele maanden in de hellhole Pittsburgh gestationeerd, maar heeft geen flauw benul waarover hij moet schrijven. Paul Mennes laat in het boek de acteur Ondine, met name bekend door zijn optreden in de film Batman Dracula (1964) van Warhol, opmerken dat de schrijver kan doen wat hij wil: ‘Het is fantasie. Leugens. 1952, 1965, 2001, 2150. Nu. Vroeger. Flashback. Zoom. Flashforward. Je kunt het allemaal op duizend verschillende manieren monteren. Het heeft niets met de realiteit te maken.’
Maar van schrijven komt niet veel. Kasper wandelt door de stad, probeert menselijk contact zoveel mogelijk te vermijden, observeert zombies die in verband met het Zombie Fest de stad in grote getale bevolken, bezoekt geregeld het Warholmuseum en hij schrijft. Soms, dan toch. Als schrijver is hij vooral een meester in het weglaten. Geregeld klikt hij aan het eind van een schrijfdag op ‘delete’ om het geschrevene van zijn computer te verwijderen. Of hij schrapt het grootste deel van de zinnen die hij heeft weten te produceren.
Tot zover is Niets bijzonders inderdaad niet heel veel bijzonders. En toch schuurt er iets, zoals het boekomslag dat al vragen oproept. Veel wordt in dit dunne boekje overhoop gehaald, tijd en ruimte worden ontstegen, transmediale parallellen komen en intertekstuele parallellen gaan, maar er wordt weinig helder verwoord. En wat nu als Paul Mennes net als zijn personage Kasper Lazarus meer heeft geschrapt in deze roman dan hij heeft laten staan? Want is het schrappen van juist de kern van zijn roman niet de meesterlijke retorische geste waar het uiteindelijk om draait in dit zevende boek van Paul Mennes?
Hierin schuilt voor mij het ware meesterschap van de intussen al niet meer zo heel jonge schrijver. Bij nader toezien zijn er namelijk geen twee hoofdfiguren om wie het draait in Niets bijzonders (Drella en Kasper Lazarus), maar drie: naast de schrijver, de kunstenaar is ook de terrorist de Joker uit de Batmanfilms opgestaan. Toegegeven, we waren hem al twee keer eventjes in een kort hoofdstukje tegengekomen, maar hij was toch aan de aandacht van deze lezer ontsnapt. Slechts negen pagina’s heeft de Joker gekregen in dit boek en toch draait het om hem.
In 1968 verklaarde Andy Warhol: ‘In the future, everyone will be world-famous for 15 minutes’. Maar het was op 20 juli 2012 ene James Holmes die in Aurora (Colorado), na 15 minuten van de Batmanfilm The Dark Knight rises gezien te hebben, zich voordeed als the Joker met oranjerood haar en twaalf mensen in de bioscoopzaal neerschoot met een Smith & Wesson, een Remington en een Glock. Zo gek is de wereld geworden en daar kan geen boek tegenop, lijkt Paul Mennes uiteindelijk met zijn roman te willen zeggen. Door dit verhaal op uiterst verhulde wijze aan de lezer te presenteren, door aan te geven dat hij als schrijver niets tegenover die realiteit kan stellen, maakt hij extra pijnlijk duidelijk hoe fucked up deze wereld is. Mennes lijkt aanvankelijk met Niets bijzonders zijn einde als schrijver aan te kondigen, maar niets is minder waar. Aurora is daar, voor deze schrijver.

Paul Mennes, Niets bijzonders, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2014, 144 p.

Eerder verschenen in:  Ons Erfdeel 58 (2015), 1 (februari) p. 147-148.